woensdag, 15. september 2021 – 10:09 Den HaagIn 2020 groeide de koopkracht met 2,2 procent in doorsnee, de hoogste groei sinds 2016. Voor werknemers steeg de koopkracht het meest, met 4,3 procent. Dat meldt het CBS op basis van nieuwe cijfers over de inkomens van Nederlandse huishoudens en personen.

De koopkracht verandert door externe invloeden en door veranderingen in het persoonlijke leven van mensen. Externe invloeden zijn onder meer de ontwikkeling van de cao-lonen, de stijging van de consumentenprijzen (inflatie) en (nieuw) beleid van de overheid. De verandering van de koopkracht als gevolg van deze externe invloeden is de statische koopkrachtontwikkeling, die het CPB regelmatig voor het actuele en het daaropvolgende jaar raamt. De meest recente CPB-raming van de doorsnee statische koopkrachtontwikkeling in 2020 was 2,5 procent.

De koopkracht verandert echter ook door persoonlijke omstandigheden, bijvoorbeeld als mensen gaan samenwonen of uit elkaar gaan, van baan wisselen of met pensioen gaan. In de dynamische koopkrachtontwikkeling wordt ook met deze invloeden rekening gehouden.

Loonontwikkeling en overheidsbeleid stuwen koopkracht

De positieve dynamische koopkrachtontwikkeling in 2020 was voor het grootste deel het gevolg van de gunstige reële loonontwikkeling van 1,6 procent. De cao-loonstijging bedroeg 2,9 procent in 2020. Hoewel in 2020 de coronacrisis uitbrak, was een groot deel van de cao-loonafspraken al gemaakt voor aanvang van de crisis en geldig voor heel 2020. Tegenover de loonstijging stond een inflatie van 1,3 procent.

Het overheidsbeleid had een overwegend positief effect op de koopkracht, onder andere door geplande fiscale maatregelen, waaronder verhogingen van de algemene heffingskorting en de arbeidskorting, en het invoeren van een tweeschijvenstelsel in de inkomstenbelasting. Het overheidsbeleid droeg naar schatting bijna 1 procentpunt bij aan de gunstige koopkrachtontwikkeling.