Volgens dit belangrijke advies vormen de coronapandemie en bijkomende lockdownmaatregelen een „onvoorziene omstandigheid” waarmee partijen geen rekening hielden bij het sluiten van de huurovereenkomst. De tijdelijke huurprijsvermindering, waartoe de situatie zou kunnen leiden, zou gebaseerd moeten zijn op het daadwerkelijk door de horeca-ondernemer geleden nadeel, als gevolg van het aan de crisis toe te rekenen omzetverlies. In de rekensom kan dan ook de door een bedrijf ontvangen coronasteun van de overheid worden verrekend.

Discussie

In de vastgoedsector is tijdens coronacrisis discussie ontstaan over de vraag of huurders van bedrijfsruimten aanspraak kunnen maken op een huurkorting. Ook waren de meningen erover verdeeld hoe die dan zou moeten worden berekend. Op deze vraag wordt in de rechtspraak geen eenduidig antwoord gegeven. In een zaak tussen een pandeigenaar en een huurder van een horecagelegenheid heeft de kantonrechter in Roermond daarom vragen gesteld aan de Hoge Raad.

Hoe de kwestie precies gaat uitpakken in dit geschil is nog niet duidelijk. De procureur-generaal is een belangrijke adviseur van de Hoge Raad. De adviezen die deze geeft worden vaak overgenomen, maar dat hoeft niet. Het is nog niet bekend wanneer de uitspraak van de Hoge Raad volgt.