Omzet auto-en motorbranche in 2022 met 17,6 procent gestegen

dinsdag, 28. februari 2023 – 10:15 Den HaagDe omzet van de auto- en motorbranche is in 2022 vergeleken met een jaar eerder met 17,6 procent gestegen en lag 24,5 procent hoger dan in 2019. Daarmee lijkt de branche zich drie jaar na de start van de coronacrisis hersteld te hebben. De toename van de omzet werd vorig jaar vooral bepaald door prijsstijgingen; nieuwe personenauto’s, occasions en ook onderdelen stegen gedurende het jaar in prijs. Dit blijkt uit de nieuwste cijfers van het CBS.

De coronacrisis heeft grote impact gehad op de auto- en motorbranche. Naast het wereldwijde chiptekort (ontstaan door de grote vraag naar laptops in 2020) speelden er tijdelijke sluitingen van fabrieken. Dat had gevolgen voor auto-importeurs en voor de verkoop van nieuwe auto’s. Ook mochten dealers geen klanten ontvangen in hun showroom, alleen buiten. De vraag werd tijdelijk ook minder, behalve voor occasions en motorfietsen. Alle deelbranches lieten vorig jaar groeicijfers zien, ook ten opzichte van het jaar voor corona, 2019.

Grootste omzetgroei in handel in en reparatie van personenauto’s

De deelbranche handel in en reparatie van personenauto’s zag de omzet in 2022 vergeleken met een jaar eerder met 20,8 procent toenemen. Ten opzichte van 2019 was de omzetstijging 36,7 procent. Bedrijven in de deelbranche hadden in de tweede helft van vorig jaar minder last van het chiptekort en er werden meer elektrische auto’s verkocht, die zijn over het algemeen duurder. Bij elektrische auto’s valt op dat er de laatste tijd steeds meer Chinese merken op de Europese markt komen. Ook prijsstijgingen leidden in deze deelbranche tot hogere omzetten. In het vierde kwartaal nam de omzet ten opzichte van een jaar eerder met 27,9 procent toe.

Ruim €1 miljard voor uitvoering klimaatbeleid gemeenten en provincies

maandag, 27. februari 2023 – 11:45
Decentrale overheden vervullen een sleutelrol bij de uitvoering van klimaat- en energiebeleid. Denk aan de Regionale Energiestrategieën, de uitrol van warmtenetten en het aardgasvrij maken van woningen. In het Coalitieakkoord is afgesproken om voor de jaren 2023 t/m 2030 in totaal € 5,6 miljard beschikbaar te stellen zodat gemeenten en provincies hun taken op dit gebied goed uit kunnen voeren. Het kabinet heeft vandaag de ‘tijdelijke regeling capaciteit decentrale overheden voor klimaat- en energiebeleid’ (CDOKE) gepubliceerd. Deze tijdelijke regeling maakt het mogelijk voor gemeenten en provincies om deze middelen aan te vragen. Voor de jaren 2026 t/m 2030 wordt op een later moment een nieuwe regeling opengesteld.

Rob Jetten, minister voor Klimaat en Energie: “Het kabinet is de gemeenten en provincies dankbaar voor de verantwoordelijkheid die zij nemen voor de uitvoering van klimaatbeleid. De klimaattransitie is de grootste uitdaging van deze tijd. Een uitdaging die we alleen het hoofd kunnen bieden als we er gezamenlijk, als één overheid, de schouders onder zetten. Met deze middelen zorgen we ervoor dat gemeenten en provincies beter zijn toegerust om hun essentiële rol in de transitie te vervullen.”

Lot van Hooijdonk, voorzitter VNG-commissie Energie en Klimaat en wethouder in Utrecht: “De VNG is erg blij met deze middelen. Het komt tegemoet aan één van de voorwaarden die door onze leden bij het Klimaatakkoord zijn gesteld. De regeling voorziet in een dringende behoefte van gemeenten om hun interne organisatie verder op te bouwen, zodat zij de komende jaren samen met inwoners, medeoverheden en anderen werk kunnen maken van de lokale energietransitie.”

Jop Fackeldey, gedeputeerde provincie Flevoland, namens de samenwerkende provincies: “Met alleen de wil om het klimaatbeleid uit te voeren komen we er niet. Dat het Rijk daarvoor nu middelen vrijmaakt is heel goed. Dit stelt ons mede in staat om in partnerschap invulling te geven aan de klimaatopgave.”

Gemeenten en provincies kunnen de uitvoeringsmiddelen zelf aanvragen. Tussen 3 en 28 april kunnen zij hiervoor terecht bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, die de regeling in opdracht van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat uitvoert. Het gaat om een simpele aanvraag met beperkte administratieve lasten. De uitkeringen vinden plaats in de kalenderjaren 2023 (€347 mln.), 2024 (€339 mln.) en 2025 (€351 mln.). Deze bedragen zijn gebaseerd op de benodigde uitvoeringsmiddelen zoals weergegeven in het advies “van Parijs naar Praktijk” dat door de Raad van Openbaar bestuur (ROB) begin 2021 is uitgebracht. Gemeenten en provincies verantwoorden de uitgaven van de uitkering jaarlijks. Over de verdeling van de middelen zijn bestuurlijke afspraken gemaakt. De regeling bevat een overzicht van de bedragen die per gemeente en provincie beschikbaar zijn gesteld.